Hete verkiezingsstrijd in Berlijn

Anderhalf jaar geleden kreeg ik een brief met de vraag of ik een nazaat was van die en die, in dat geval zou de briefschrijver familie van me zijn. Ik wist niet goed wat ik ermee aanmoest en legde de zaak voor aan mijn vader. Twee weken later reisden we met zijn allen (de tot dusver bekende leden van de familie; mijn vader, broer en ik) naar Berlijn om met deze verloren gewaande tak van de familie kennis te maken.

Er bestaat enige verwarring over wat de namen van de familiebetrekkingen nu precies zijn. Het is eigenlijk heel simpel: een direct kind van een oom of tante is een ‘Vetter’ of een ‘Base’, en een kind daarvan is een ‘Neffe’ of ‘Nichte’. Aangezien de moeder van Peter mijn grootvaders zus was en de tante van mijn vader, zijn mijn vader en Peter elkaars ‘Vetter’, of ‘Cousin’, wat de laatste tijd meer het gebruik is (spreek uit: ‘Koesè’, op zijn Frans, met een nasale ‘e’ op het eind). Peter is, als zoon van mijn ‘Großtante’, mijn ‘Onkel’ en ik zijn ‘Neffe’ (aan zoiets als ‘Oudoom’ wordt niet gedaan). Zijn zoon Thomas is de ‘Neffe’ van mijn vader maar voor mij mijn ‘Cousin’! Zoals ik voor Thomas ook een ‘Cousin’ ben en mijn vader zijn ‘Onkel’. Maar de kinderen van Thomas zijn weer mijn ‘Neffen’. Terwijl zij voor mijn neefjes weer ‘Cousins’ zijn. Enfin, doet er niet toe.

Ik spreek met hem over zijn loopbaan als historicus en welke lessen we voor het heden uit het verleden kunnen trekken. Hij formuleert en herformuleert zijn zinnen bedachtzaam. Soepel trekt hij een gespreksonderwerp naar een groter verband of maakt hij ingewikkelde problematiek makkelijker behapbaar met een grappige anekdote, bijgevallen of aangevuld door zijn vrouw Maria.

‘Op de talrijke affiches van de diverse politieke partijen valt me op dat alle leuzen onverminderd zo progressief zijn. De signatuur van de politieke partij ken ik dan niet, en ik snap dat het voor het grootste deel loze kreten zijn, maar de slogans zijn allemaal vooruitstrevend, niet tegen-te-spreken deugdzaam, en inclusief, terwijl Berlijn al zo vrij en ruimdenkend is. Hoeveel vrijzinniger moet het hier nog worden? Alles kan en mag hier. Het hele centrum van de stad wordt bevolkt door lefties, alternativo’s en anarchisten, en dat voor de hoofdstad van een land! Hoe kan een land zo bestuurd worden?’

‘Grappig dat je dat zo ziet, want Berlijn is de afgelopen tien, vijftien jaar juist veel rechtser geworden. Bij het aanplakbiljet met de tekst ‘Berliner Wohnungen sind für Berliner da’ kun je je afvragen wie ze met ‘Berliner’ bedoelen. Zijn dat de voormalige Oost-Berlijners, of de mensen die in de afgelopen dertig jaar hier zijn komen wonen, of nieuwe instromers? Ik kan niet stemmen want ik ben geen Duits staatsburger ook al ben ik hier geboren. Maria mag wel stemmen; zij is Amerikaanse maar heeft een dubbele nationaliteit.’

‘Binnenkort is ‘Superwahltag’ en je ziet op straat hoezeer de spanning oploopt. De Duitsers kiezen niet alleen voor de samenstelling van een nieuw parlement maar indirect ook een nieuwe president en in veel deelstaten, waaronder Berlijn, voor een nieuwe deelstaatregering. Nu zou er wel eens uit kunnen komen hoe de Duitse bevolking daadwerkelijk denkt.’

‘De baas van het landelijke UWV heeft gezegd dat Duitsland elk jaar 400.000 nieuwkomers nodig heeft. Om de leefkwaliteit op gelijk peil te houden. En die boodschap is nog niet bij iedereen aangekomen. De demografische verhoudingen veranderen; de bevolking vergrijst, minder kinderen worden er geboren, de mensen die nu nog werken treden uit, en de bedrijven hebben arbeidskrachten nodig, die er niet zijn. Je kan het erover hebben of de nieuwkomers van het gewenste niveau zijn, feit blijft dat we nieuwe mensen nodig hebben. ‘Duitsland is geen immigratieland’ heet het dan. Maar immigratie is er in Duitsland altijd geweest! In de vijftiger jaren werd duidelijk dat er meer arbeidskrachten nodig waren. Toen werd het probleem opgelost met mensen uit de DDR. Één miljoen, twee miljoen, drie miljoen kwamen er jaarlijks uit Oost-Duitsland. Tot de Muur in 1961 gebouwd werd. In de zestiger jaren waren er steeds meer mensen nodig en begon men Italianen, Spanjaarden en aan het eind van de jaren zestig, begin jaren zeventig Turken te halen. Men geloofde dat die mensen hier naartoe kwamen om hier te komen werken en daarna weer terug naar huis te gaan. In ’77 ben ik weer naar Duitsland gekomen. Het idee dat ze dezelfde manier van leven als Duitsers wilden hebben plus dezelfde rechten bestond nog helemaal niet. En voor veel mensen is dat er nog steeds niet. De politiek zegt: ‘We hebben deze mensen nodig, we accepteren dat ze Duits-ingezetene kunnen wordenʼ, enzovoort, enzovoort, maar bij de mensen zit nog altijd in het hoofd… bij velen speelt nog steeds het racisme van de Nazi’s mee. Ik schat in; een mengeling van sentimenten en vooroordelen enzovoort; twintig procent. Antisemitisme, bepaalde denkbeelden, geen actief antisemitisme maar zo’n beetje ergens in het achterhoofd, misschien veertig procent, of vijftig procent…’

‘Maar het absorptievermogen van een gemeenschap is niet oneindig…’

‘Op economische en demografische gronden is immigratie van een zekere omvang nodig, maar de gemeenschap, de psychologische gesteldheid van de bevolking is onvoldoende flexibel om zich aan veranderende omstandigheden aan te passen. Alleen in grote crises, als de oorlog is verloren, dan is men gewillig om te veranderen. Dat is het historische perspectief. Zolang alles zijn gangetje gaat, denkt men dat het altijd zo zal blijven. Dat is het probleem waar we voor staan. De wereld verandert razendsnel, het milieu… de tekenen zijn er.’

‘Ik ben eerst Bedrijfskunde gaan studeren, ik had nog geen idee wat er met mijn familie aan de hand was, pas toen ik naar Amerika gegaan ben, ging ik Geschiedenis studeren, heb ik mijn doctoraal gehaald en ben ik gaan lesgeven; Niet-Westerse geschiedenis, met name over Latijns-Amerika. Je kan die landen niet naar Europese maatstaven beoordelen. Die gemeenschappen zijn niet op dezelfde manier ‘open’ zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten, of zoals veel Europese landen. Wil je daar volledig in de gemeenschap worden opgenomen dan is introuwen de beste manier.’

‘Ik heb gemerkt dat ik in velerlei opzichten meer Amerikaan ben. Bij de Amerikaanse manier van kijken, of in sociale zin, het onderlinge contact, voel ik me meer thuis. Er zijn in de Verenigde Staten ook formele omgangsvormen, maar die zijn anders. En deze andere omgangsvormen zijn eenvoudiger. Ik heb dat erg leren waarderen. Beneden ons is een Amerikaans stel komen wonen, pas enkele weken geleden. Met hen is het contact direct op een vertrouwelijke en gelijkwaardige basis. Bij Duitsers houd je toch altijd een bepaalde distantie. Misschien omdat mijn grootvader oorspronkelijk hier niet vandaan kwam, ik weet het niet. Mijn moeder heeft Medicijnen gestudeerd en studeerde af als arts in het voorjaar van 1933. In mei 1933 mocht zij al niet meer werken. De ouders van Maria zijn in 1934 uit Duitsland weggegaan. Het was duidelijk dat het hier klaar was. Mij voor honderd procent met de Duitse geschiedenis identificeren, zoals van vóór 1914, of van vóór 1933, dat is een onmogelijkheid voor mij. Ik heb het er nooit over; het is een distantie die er gewoonweg is.’

De ‘Ordnungsbeamten’ die een uur lang de naleving van alle voorschriften met de bedrijfsleidster hebben doorgenomen van het zaakje waar ik een broodje at.

Eén gedachte over “Hete verkiezingsstrijd in Berlijn”

Plaats een reactie